Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2228

Datum uitspraak2007-03-09
Datum gepubliceerd2007-08-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers227578 WM VERZ 06-97 reg.nr 176382
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Mulderzaak. Betrokkene zou voor ontvankelijkheid een bedrag van € 1.900,00 aan zekerheid moeten stellen., hetgeen niet is gebeurd. Doch dit kan betrokkene niet worden tegengeworpen. De hoogte van dit bedrag levert onder de gegeven omstandigheden strijdigheid met art.6 EVRM op. Wel ontvankelijk. OvJ had ondanks overschrijding van de termijn het beroep inhoudelijk moeten beoordelen, nu klager heeft aangevoerd dat hij pas sinds kort over relevante bewijsstukken beschikt en hij deze ook bij het beroepschrift heeft gevoegd.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Sector Kanton Locatie Den Helder Zaaknrs.: 227578 WM VERZ 06-97, reg.nr.: 176382 227583 WM VERZ 06-98, reg.nr.: 176379 227587 WM VERZ 06-99, reg.nr.: 176385 227589 WM VERZ 06-100, reg.nr.: 176386 227609 WM VERZ 06-101, reg.nr.: 176388 227614 WM VERZ 06-102, reg.nr.: 176387 Uitspraakdatum: 9 maart 2007 Beschikking op een beroep ex artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. in de zaak van: [ naam] [ adres ] [ gemeente ] hierna te noemen: betrokkene. Het verloop van de procedure: Betrokkene heeft bij beroepschrift ingekomen op 21 september 2006, beroep ingesteld tegen de beslissingen van de officier van justitie van 30 augustus 2006 met betrekking tot de administratieve sancties, CJIB-nummers 81418754, 78318676, 77609398, 74289978, 93182168 en 90894449. Ter terechtzitting van 23 februari 2007 zijn de officier van justitie en betrokkene gehoord. Overwegingen: 1. Aan betrokkene zijn diverse administratieve sanctie opgelegd terzake van "voor het motorrijtuig van 3500 kg of minder heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren" op verschillende data met de voertuigen met de kentekens [.......] en [.....] geconstateerd bij RDW te Veendam (registercontrole). 2. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. 3. Betrokkene heeft verweer gevoerd, op welk verweer - voor zover van belang - bij de beoordeling van de kantonrechter zal worden ingegaan. 4. De officier van justitie geeft in overweging het beroep ongegrond te verklaren. 5. De kantonrechter is het volgende van oordeel. De ontvankelijkheid van betrokkene Primair dient beoordeeld te worden of betrokkene ontvankelijk is in zijn beroep bij de kantonrechter. Alle zaken hebben betrekking op, kort gezegd, de gedraging dat het (APK) keuringsbewijs voor twee auto's (kentekens ..... en ......) is verlopen. Betrokkene stelt hierover dat hij bedoelde twee auto's reeds in 1997 en 1998 heeft doen afleveren bij de gehandicapteninstelling Noorderhaven te Julianadorp, alwaar de twee auto's, in het kader van een project voor gehandicapten zijn gesloopt. Volgens Noorderhaven zijn de twee auto's afgemeld bij de RDW. Ook bij de Belastingdienst komen genoemde auto's niet meer voor in het kader van de wegenbelasting. Jarenlang heeft betrokkene sancties opgelegd gekregen omdat de bedoelde auto's volgens de RDW niet waren afgemeld. Eerst op 16 juni 2006 heeft de RDW op basis van de hiervoor genoemde gegevens de twee auto's alsnog geregistreerd als zijnde gedemonteerd. Inschrijving met terugwerkende kracht kan volgens de RDW niet. Vast staat dat Betrokkene in geen van de beroepszaken overeenkomstig artikel 11 eerste lid WAHV zekerheid heeft gesteld. Vraag is of dit dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van betrokkene. Hetgeen de betrokkene heeft aanvoert geeft aanleiding te overwegen of de verplichting in volle omvang zekerheid te stellen tot het volledige verschuldigde bedrag een zodanige belemmering oplevert, dat een en ander in het onderhavige geval zou neerkomen op een ontoelaatbare beperking van het in art. 6 EVRM gegarandeerde recht op toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie. Bij een positieve beantwoording van die vraag zou mogelijk redelijkerwijs geoordeeld moeten worden dat de betrokkene ten aanzien van de genoemde verplichtingen niet in verzuim is geweest. De kantonrechter neemt bij de beoordeling daarvan, naast de hiervoor genoemde feiten, de volgende feiten en omstandigheden in ogenschouw. Betrokkene heeft op 4 augustus 2006 beroep bij de officier van justitie ingesteld in 27 zaken. Op 30 augustus 2006 heeft de officier van justitie in de onderhavige zaken Betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Op 1 en 19 september 2006 (binnengekomen op 6, respectievelijk 21 september 2006) heeft betrokkene in betreffende totaal 24 zaken beroep bij de kantonrechter ingesteld. Voor de onderhavige zaken is daarbij vijfmaal als sanctie een bedrag van 95,- euro een eenmaal een sanctie van 75,- euro opgelegd. In de onderhavige zaken zou hij 550,- euro zekerheid hebben moeten stellen en uitgaande van 24 zaken, zou betrokkene een bedrag van minimaal 1.900,- euro aan zekerheid moeten stellen. Betrokkene heeft voldoende gemotiveerd aangevoerd waarom hij daartoe niet in staat is. Zo stelt hij al duizenden euro uitgegeven te hebben aan sancties en boetes in verband met het onderhavige geschil en ook reeds maandenlang gegijzeld te zijn in verband met onbetaald gebleven sancties en boetes. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het onverkort houden van betrokkene aan zijn verplichting tot zekerheidstelling een ongerechtvaardigde inbreuk zou opleveren op het hiervoor in artikel 6 EVRM gegarandeerde recht op toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie. Derhalve is betrokkene op dit punt niet in verzuim en zal het niet stellen van zekerheid hem niet worden tegengeworpen. Niet in geschil is dat betrokkene tijdig van de beslissingen van de officier van justitie in beroep is gekomen. Derhalve kan betrokkene in zijn beroepen worden ontvangen. De beslissing van de officier van justitie. Niet in geschil is dat Betrokkene buiten de door de wetgever genoemde termijn beroep bij de officier van justitie heeft ingesteld. Vraag is echter of, zoals betrokkene stelt, de officier van justitie, ondanks de overschrijding van die termijn het beroep inhoudelijk had dienen te beoordelen. Bij de beantwoording van die vraag is van belang dat klager in zijn beroepschrift betreffende de 27 zaken heeft aangevoerd dat hij pas sinds kort over relevante bewijsstukken beschikt en die bewijsstukken bij het beroepschrift heeft gevoegd. Het gaat hierbij om een brief d.d. 4 mei 2006 van de manager Dagbesteding en Activiteitenbegeleider sloperij van de gehandicapteninstelling Noorderhaven, waarin wordt vermeldt dat de twee onderhavige auto's in 1997 en 1998 bij Noorderhaven zijn gebracht, daar zijn gesloopt en afgevoerd als schroot en dat de auto's in hun boeken staan vermeld als te zijn afgemeld bij de RDW. Voorts zijn bij het beroepschrift gevoegd de twee brieven d.d. 16 juni 2006 van de RDW waarin wordt vermeld dat beide auto's zijn geregistreerd als gedemonteerd. De kantonrechter is van oordeel dat het krachtens de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, die zich ook uitstrekken over het beroep bij de officier van justitie, en in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel, de officier van justitie niet vrijstond om niet inhoudelijk op het beroep in te gaan en geen onderzoek te doen naar de feiten. Immers, de door Noorderhaven verstrekte informatie was kennelijk voldoende voor de RDW om de beide auto's te registreren als zijnde gedemonteerd. Niet valt in te zien waarom uit die informatie van Noorderhaven niet valt af te leiden dat de twee auto's reeds eind jaren 90 van de vorige eeuw reeds als gedemonteerd hadden moeten worden geregistreerd. De enkele mededeling van de RDW dat zij niet met terugwerkende kracht registreren, ontslaat de officier van justitie niet bedoeld feitenonderzoek te doen. In zoverre is het beroep van betrokkene gegrond. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 WAHV, dient de kantonrechter te beoordelen of de oorspronkelijke sancties in stand dienen te blijven. Eigenaren van voertuigen moeten voldoen aan de APK-plicht, tenzij er tijdig een schorsing aangevraagd wordt. De verantwoordelijkheid om een schorsing voor de APK-verplichting aan te vragen ligt bij de kentekenhouder. Echter gelet op feiten en omstandigheden en reeds eerder in verband met deze problematiek betaalde sancties, boetes en ondergane vrijheidsbeneming, acht de kantonrechter het billijk de sanctie te matigen tot nihil, zodat het beroep gedeeltelijk gegrond dient te worden verklaard. 6. Nu betrokkene geen zekerheid heeft gesteld en het sanctiebedrag gematigd is tot nihil, behoeft er geen restitutie plaats te vinden. De beslissing: De kantonrechter: - verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond; - vernietigt de beslissingen van de officier van justitie - stelt, in zoverre met vernietiging van de initiële beschikkingen, het bedrag van de administratieve sanctie telkens vast op nihil; Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf, als kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 9 maart 2007 in het openbaar uitgesproken. Bent u het met de beslissing op uw beroep niet eens, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, doch alleen indien: a. de bij deze beslissing opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,-- bedraagt of b. het beroep niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld. Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Alkmaar, sector kanton, locatie Den Helder, Kruseman van Eltenweg 2 te Alkmaar (postadres: Postbus 251, 1800 BG ALKMAAR) en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn/haar gemachtigde te zijn ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd, waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.